Burgemeester


Het lijkt plotseling wel zomer. De kachel is uit, de ramen en deuren staan open en de grond slurpt het water nog sneller op dan wij dat met onze armzalige gieter kunnen aanvoeren. Hoe dat moet met onze rodekoolplannen, weet ik niet.

Paulette, de moeder van de boer, wierp in gespeelde wanhoop haar armen in de lucht. Die moestuin achter ons was of kletsnat of kurkdroog en keihard, zei ze. Het wilde maar niet lukken daarboven. Dat was de voornaamste reden om te verkassen. En wat het weer betreft, de ene dag vroor het, de andere dag was het zomer. “C’est bizar”, zei ik. Dat zeg ik altijd omdat ik dat ooit in een hilarische scene van de film La nuit Americain iemand 10 keer heb horen zeggen. C’est oblig?¬©. Dat zeggen ze hier ook bijna altijd, in een gelaten berusting van het lot dat de mensch immer weer treft. Wat kan je eraan doen?


Yeva en ik kwamen haar tegen toen we op weg waren naar de expositie van amateurkunstenaars, waar onze buurman P. Berthet schittert met wel vijf werken. In de Salle polyvalente van Saint Sulpice zaten twee dames op leeftijd achter een tafeltje te stralen toen wij binnentraden. Hoera, bezoekers en nog wel buitenlanders. Omdat ik door mijn franse gekwek met Paulette helemaal de smaak te pakken had, kletste ik tegen de dames nog een poosje door in mijn beste Frans, dwz. ik citeerde zinnen uit chansons en plakte die listig aaneen, zodat de dames niets merkten van enig gestuntel, maar daarentegen paf stonden. Ik werd steeds door de oudste bij mijn arm gegrepen en gecomplimenteerd. We bekeken de tentoonstelling en werden getroffen door het hoge Bob-Ross-gehalte. Alle muren waren helemaal bedekt met kunstwerkjes. Yeva ontdekte zelfs ons eigen huis op een van de landschapjes.

De dames vroegen of we een stem wilden uitbrengen op het mooiste schilderij en wij kozen zonder aarzeling voor dat van onze buurman. Of ze ons gehucht kende, vroegen we.
Trots: HA! Ik zal het niet kennen! Ik ben jarenlang burgemeester geweest van Saint Sulpice! Ik ken iedereen!
Nu was het onze beurt om paf te staan. Toen ik een catalogus kocht (“voor de commune”, de enige juiste opmerking), wierp de tweede dame zich op mijn muntjes om te zien of er nog een bij zat, die ze nog niet had. Ik schonk haar een paar Nederlandse van 1,2 en 5 cent. We lieten een verpletterende indruk achter, geloof ik. Nu nog de tombola winnen, met het nummer van de catalogus als lotnummer.

Naschrift: En warempel, ik heb de link en het bewijs hier gevonden.


Siebe is ondertussen voor de verandering weer bezig met het rotsblok waar ons huis op staat. Erin hakken hoeft deze keer niet, dat is al gebeurd zoveel honderd jaar geleden. Maar omdat de keuken helemaal leeg moet i.h.k. van de nieuwe vloer, is hij bezig met al het gereedschap naar de cave te verhuizen. Een wijnkelder beg?Rnnen zou nog wel lukken, maar hem volhouden, neen. Dan maar een werkhok/fietsenkelder ervan gemaakt.