Stempelen

Tien minuten geleden liep ik buiten in schitterend weer. Ik denk bij me eige, laat ik er een foto van maken om die somberheid van gisteren teniet te doen.
Slap kleppen is my middle name, dus ik raak met Siebe in gesprek over Sinterklaas en behandel in het voorbijgaan nog een stuk of acht andere onderwerpen, kijk ik naar buiten: weg zon! Hij komt wel weer, denkelijk.

Dat doet me toch nog even aan de Russische stadsbus denken. Die bussen waren zonder uitzondering tot de nok toe gevuld. In het midden moest je stempelen en omdat iedereen achteraan instapte, geraakte je nooit bij de stempelautomaat, ja, tegen de tijd dat je er weer uit moest.
Die stempelautomaat was helemaal geen automaat, maar een soort gaatjesprikker. Je stak je kaartje in de gleuf en gaf vervolgens een flinke dreun op de knop erboven, waarmee je een soort lullig sneetje in het kaartje ramde. Ik begreep niet hoe iemand nu ooit kon controleren of dat kaartje niet al een half jaar oud was. Dat kon volgens mij ook niet. Alleen waren de snijpatronen in de kaartjes bij elk apparaat anders. Geloof ik. Die kaartjes waren van de allerberoerdste kwaliteit papier gemaakt, ze vielen al uit elkaar als je ze iets te lang in je warme knuistje hield. Een half jaar bewaren zou nooit lukken. Wat een geweldig systeem eigenlijk.

In ieder geval, als je eenmaal in bus was geduwd en lekker klem stond, wat op zich ook wel weer handig was, de staat van de weg en de rijstijl van de buschauffeur in aanmerking genomen, als je daar dan stond en je je kaartje wilde laten afstempelen, dan hield je dat omhoog, degene naast je nam het over, gaf het aan de volgende en zo zag je dan je kaartje over de hoofden van de Russische buspassagiers naar de automaat gaan, doorgeprikt worden en weer terugkomen. Het allerfijnst was natuurlijk als je degene was die naast de machine stond, dan kon je lekker de hele rit op die knop rammen. Ja, een kinderhand is gauw gevuld.