Category Archives: stukjes

v/h Artikelen

Fietstocht uit 1995

Caf?© de Zon
Caf?© de Zon (Google Streetview)

Als de zon schijnt en het geen zondag is, stappen we voor de Drie Maagden (voormalig kraakpand in de Nieuwmarktbuurt) op onze fiets en rijden tegen de rijrichting in naar de Nieuwmarkt om onze eerste dijk te bereiken.
Bij de Geldersekade even naar links en dan onmiddellijk rechts langs de taxi‚Äö?Ñ?¥s van de Nieuwmarkt tot we op de hoek van de Zeedijk (de kopse kant) caf?¬© De Zon zien, de favoriete uitspanning van Rijk de Gooyer. We drinken er iets of rijden door. Aan het begin of eigenlijk aan het eind op nr. 143 zit Latei, de bric-?‚Ć-bracwinkel van onze huisgenoot Caroline. Zij serveert tevens heerlijke koffie en zelfgebakken appeltaart. Bij haar buren Kock en Elly Huisman kopen we vis. Vervolgens vooral aan de rechterkant Chinees, Chinees en nog eens Chinees. Ook voor mooie serviezen, pannen en chique eetstokjes.

Houten Huis Zeedijk
Houten huis op de Zeedijk (Google Streetview)

De Zeedijk wordt naarmate het begin naderen truttiger door de opknapbeurt van een paar jaar geleden, maar we letten even op het huis rechts op nummer 1, een van de twee nog overgebleven originele houten huizen van Amsterdam. We zien het Centraal Station. Hoe steken we vervolgens de Prins Hendrikkade over zonder gevaar voor eigen leven? Even naar rechts voor de Nicolaaskerk langs en dan oversteken bij de stoplichten en onmiddellijk weer naar links. Let op de tram! We fietsen op het fietspad langs de rijbaan en rijden niet-oplettende wandelaars van de sokken.
Het station voorbij en na de parkeergarage het fietspad rechts onder de weg door en weer naar rechts de Haarlemmerstraat in, het verlengde van de Nieuwendijk, overgaand in de Haarlemmerdijk.

Sigarenboer/Postagentschap
Sigarenboer annex Postagentschap Haarlemmerstraat (Google Streetview)

Hier zijn teveel heerlijke winkels, maar we noemen onze favorieten. Het postagentschap gevestigd in de sigarenboer (Haarlemmerstraat 18) is een uitkomst op drukke zaterdagen als we op weg zijn naar de Noordermarkt zonder geld. Geen rijen wachtenden voor u. Aan de linkerkant op nr. 79, een eindje verderop, iets voor bij het West-Indisch Huis, zit de zaak van Meeuwig: Olie Azijn Mosterd en jawel, onze Amora Mosterd hebben ze gewoon.

We passeren de brug van de Prinsengracht: de Haarlemmerdijk. Op de hoek op nr. 2 de sympathieke wijnhandel De Wijnbergh met uitgelezen Spaanse wijnen. Links op de hoek van de Binnen Oranjestraat een Islamitische slagerij, van wie wij vooral de olijven in knoflook aanbevelen en eten. Aan de andere kant op nr. 70 naast de Blokker, het Aladdinhuis met een uiterst uitgebreide en boeiende verzameling petroleumstellen en -lampen. Er past precies 1 klant in.

Aladinhuis
Ed van het Aladdinhuis op de Haarlemmerdijk © Jean-Pierre Jans

Weer aan de linkerkant een endje verder, bevindt zich een zaakje dat schelpkunst verkoopt en Thaise barbecues = die ontstoken worden met behulp van een brandertje gevuld met geurige olijfolie, zodat stinkende spiritus overbodig is.
Tenslotte halen wij amandel-honinggebak bij de Arabische bakkerij Meditarrane op nr. 184 rechts, ook voor croissants. We zien de Haarlemmerpoort. Daar moeten we langs. We steken het Haarlemmerplein schuin over, passeren de brug over de Singelgracht, gaan de Nassaukade over en fietsen met een omtrekkende beweging (v????r de frietkraam naar rechts en meteen weer links) het Westerpark in.

Frietkraam, aan het eind linksaf het Westerpark in
Frietkraam, aan het eind linksaf het Westerpark in (Google Streetview)

Het fietspad door het park met rechts het spoor voert tenslotte links langs het terrein van de voormalige Westergasfabriek. Het spoor ligt nu iets verder van de weg en we bevinden ons op een dijk in de richting van het dorp Sloterdijk.

Sloterdijk met kerk
Sloterdijk met kerk (Google Streetview)

Hoe heet deze dijk? Geen naam wordt vermeld. Na de kinderboerderij rechts gaan wij ook rechts richting spoor en dan niet onder de treinen door, maar vlak daarvoor weer naar links. Een zandpad, dat bij aanhoudende droogte niet te befietsen is. Wij zien de volkstuinen aan onze linkerhand. In de zomer bloeien de wilde roosjes langs de spoordijk. Bij de parkeerplaats is de ingang van ons doel: ons buitenverblijf. We gaan links door de poort van Nut&Genoegen, rechtdoor tot de zonnewijzer en dan linksaf de Lupinelaan op.

De oude tuin op 373
De oude tuin op 373 © E. de Korte

Aan de rechterkant op nr. 373 moeten we zijn, in de Blauwe Bouwkeet, tevens eindbestemming van een fietstocht, bijna dagelijks gemaakt in de prachtige zomer van 1995.

Amsterdam, december 1995

Boeken

boeken, uit 1973 en ouder
Boeken o.a. uit 1973

In 1973 liep ik een tijdje met mijn ziel onder mijn arm. Ik had net eindexamen gedaan, was voor geen enkele studie ingeloot, had even druiven geplukt in de Champagne met een lusteloze hang naar avontuur en probeerde het maar eens bij boekhandel Ginsberg in Leiden.
Ginsberg deed zelf de sollicitaties en nam me onmiddellijk aan, niet omdat ik me zo geweldig presenteerde, maar omdat ik gymnasium had gedaan. Wist ik veel waar ik terecht was gekomen. Ja, in een boekenwinkel, met een echte kassa en echte klanten, de droom uit mijn kleuterjaren, toen ik met mijn zusjes winkeltje speelde.
Ik kreeg een snelcursus boekinpakken (een handigheidje, waar ik nog steeds de vruchten van pluk) en besefte pas na 2 maanden dat ik boekverkoper was geworden.
Boekverkoper, dat is niet zomaar een baantje, dat is geen beroep, geen vak, dat is het leven zelf. Ben je boekverkoper, dan hoor je bij de elite, de echte boeklezers, de ware liefhebbers, de kenners, de professionals. Verkoop je boeken, dan ben je lid van de club, dan hoor je erbij, dan zit je bij een select gezelschap.
Dat wist ik allemaal nog niet op mijn eerste dag bij Ginsberg. Ik moest nog veel leren, want ik was een kind van de jaren 70, alle formaliteit was geschrapt.
Je spreekt de klanten aan met u, kleren liever zonder scheuren of kreukels en trek normale schoenen aan, want dat leidt zo af. En kam je haar eens.
Wordt vervolgd.

Pot&Grond 4

‘Die winter, die houdt nooit meer op,’ verzekert mij olijk de hoogbejaarde volkstuinder, van wie ik een drupje olie krijg tegen het hinderlijk piepen van het kruiwagenwiel.

Zijn tuin is geheel in tegenspraak met zijn opvatting en al keuvelend probeer ik over zijn schouder een blik op die pracht te werpen. Ik zou het bijna geloven als niet overal in de kale tuin tekenen van leven te zien waren. Het hele jaar staat de boel daar te bloeien en ik ben een boon als ik begrijp hoe hij dat steeds weer voor elkaar krijgt.

In mijn eigen kale tuin zijn gelukkig wel wat tekenen van leven te zien. E?¬©n kluitje sneeuwklokjes staat brutaal te bloeien Рdit jaar een maand later dan anders Рen met een vergrootglas kan ik de rode bloempjes van de hazelaar bekijken. Tussen het bruine bladerdek komen de Tulipa tarda, Scilla en Anemona blanda te voorschijn. Ik herinner me plotseling waarom ik geen Alliums wilde, nu ik ze zie verschijnen. Wat een armoedig groen hebben die uien toch. Alleen de biesloken (de gewone en de Chinese) staan er altijd fris en strak bij. Gelukkig bloeien ze allemaal beeldschoon.

Tussen de verse scheuten van de Helleborus orientalis ontdek ik tot mijn groete opwinding vijf zaailingen. Ik had het al een beetje gehoopt, want volgens Geoff Hamilton van Gardeners World zijn deze planten ??Æ???1?2extremely promiscgue??Æ???1?2, maar ondertussen blijft het me verbazen.
Een bruine boon die begrijp ik wel, die hebben we op de lagere school gehad, maar hoe uit de zandkorreltjes van de papavers en de Nicotiana zulke enorme prachtexemplaren kunnen groeien, dat weet ik niet.

Van alle zaadcatalogi die ik deze winter verslonden heb, bieden die van Cruydt-Hoeck en J.W.P’s Boemzaden de meest vermakelijke lectuur. De planten worden zo smakelijk beschreven dat ik bijna geen weerstand kan bieden. Nu zit ik wel mooi in de problemen want ik heb meer zaad aangeschaft dan ik plaats op de vensterbanken heb. En direct in de grond, daar zitten de hongerige slakken op te wachten.

Terwijl we de botanische sterfgevallen doornemen – zijn rozemarijn en negen vierkante meter van mijn klimop – denk ik aan de Ipheion uniflorim. In het herfstnummer van ‘Onze eigen tuin’ (1994) werd ze door Rita van der Zalm zo aangeprezen dat ik er grote hoeveelheden van heb geplant. Ze bloeien tussen februari en mei, maar dit koude en droge voorjaar zal ik die ‘bleekblauwe stervormige’ bloemen niet voor april zien. Eigenlijk viel ik geloof ik op hun Nederlandse naam: oude wijfjes.

Tegen de tijd dat ik er zelf echt een ben, wil ik ook zo’n tuin als deze uiterst beschaafde heer die nu de kruiwagenband oppompt met een fietspomp en een uit de handel genomen verloopnippeltje. Gelukkig bederft een manshoge foeilelijke betonnen tuinkabouter (‘voor de kleinkinderen’) de perfectie van zijn ouderwetse paradijsje.
lente 1996

Aapje Anders

Het was nacht geworden. Zebra wilde net gaan liggen om te slapen,
toen er plotseling iemand op zijn rug sprong.

Wie ben jij, vroeg Zebra geschrokken.
Ik ben Aapje Anders, zei Aapje Anders, kan ik een eindje meerijden?
Liever niet, zei Zebra, ik ging net slapen. Hoepel toch op, dacht hij.


Jij zit lekker, riep Aapje Anders, hier wil ik de hele nacht wel zitten!

Ik zou er maar af gaan als ik jou was, zei Zebra, weet je niet wat zebra’s doen met aapjes op hun rug.
Nee, gilde Aapje Anders, dat weet ik lekker niet!
Ze rollen en dan zijn de aapjes plat.

Rollen, rollen, rollebollen! zong Aapje hard. Wat een lekkere warme zachte rug, tralala!

Pas op, zei Zebra, ik tel tot drie: ?¬©?¬©n, twee…


Drie, zei Zebra en liet zich vallen.
Pas op, waarschuwde hij nog eens.
Aapje Anders had zijn ogen dicht en riep alleen maar: Joepie, poepie hopla!

Met een grote plof liet Zebra zich zijdelings vallen en trappelde met vier poten tegelijk in de lucht. Hij rolde van links naar rechts en van rechts naar links.


Al trappelend werd hij wakker. Aapje Anders was verdwenen en de zon scheen al.
Zebra had gedroomd. Hij stond op en vervolgde zijn tocht.

Een mes van de HEMA

gevonden bij de vuilnis en in een potje gezet

‚Äö?Ñ?? ¬¨¬ÆSDie Euphorbia Characias Wulfenii, de rode, die kreeg ik van vrinden, maar het was me daar een getob, hij kwijnde net zo gemakkelijk weg als ‚Äö?Ñ?? ¬¨¬Æ‚Äö?Ñ?ie geplant werd. Net toen ik had opgegeven zag ik tot mijn verbazing dat hij zich had uitgezaaid. Wat een geweldige bos, niet? Hij staat weliswaar voor de openslaande deuren die nu niet meer open kunnen, maar ik heb hier aan de zijkant nog een deur. Wat een schoonheid. Hij vindt die plek kennelijk heerlijk, want hij heeft zelfs de vorige winter overleefd. Hij is niet helemaal winterhard, wist je dat niet?

Hiernaast staat een morel. Die staat er al zo lang. Dikke glanzende vruchten elk jaar. Mijn moeder was er dol op.

Na mijn pensioen ben ik pas echt gaan tuinieren, ik heb deze tuin natuurlijk al meer dan dertig jaar, alle weekenden hard werken, naast mijn werk en mijn moeder.

Wat? Ik heb nooit gepraktizeerd, nee. Waarom tandheelkunde, dat heb ik me ook wel afgevraagd. Uit een soort balorigheid, in die tijd trouwde je als meisje, of je ging hooguit de kweekschool doen, bij ons thuis studeerde je Frans of kunstgeschiedenis.

Ik had wel plezier in die technische kant, maar ik hou geloof ik niet zo van mensen om daar fysiek contact mee te hebben bedoel ik. Onbekenden in hun mond zitten, dat begon me zo tegen te staan. Ik had denk ik beter biologie of Wageningen kunnen doen.

Moeder wilde op den duur liever thuis blijven, dat gesleep naar die tuin, om daar een beetje primitief te doen, dat heeft ze me altijd kwalijk genomen. Zo noemde ze dat, ga je weer primitief doen en mot ik weer mee? Ze gunde me de lol gewoon niet. Ze begreep het wel hoor, ze snapte het heel goed, daarom vond ik het zo erg. Ze is al weer zeven jaar dood en ik voel me nog steeds onrustig als ik blijf slapen.
Dat ergert me.

Het is hier zo vredig. Geen bingo of tombola hier. En die vliegtuigen, daar wen je an. Hoe vind je die smeerwortel, symphytum-nog-wat hoe heet ‚Äö?Ñ?? ¬¨¬Æ‚Äö?Ñ?ie ook weer, een merkwaardige kleur, niet, heb ik ook gekregen, van die vrouw, die stevige, op de hoek bij het clubhuis zit ze, je kent haar wel, een Groningse geloof ik.

In de winter en het voorjaar staat de Helleborus hier, alle kleuren van donkerrood via groen naar wit. Steeds meer spikkels en sproeten. Het enige wat ik er aan doe is de boel uitdunnen. Dat geldt trouwens voor de hele tuin, na al die jaren hoef ik niets meer te planten, alleen maar weg te halen en weggeven. Ik vind die kleur van die weduwengeranium zo schitterend, moet je kijken, ik hou hem tegen het licht, zie je? Allemaal streepjes. Die witte hebben dat ook. Wil je er een, ik snij er wel een voor je uit. Moet je zien, dit mes heb ik 27 jaar geleden bij de HEMA gekocht en ik doe er alles mee. Dit is de Thalictrum aquilegiifolium. neen dit is geen akelei, kijk maar naar de bloemen, dit is een ruit, met akeleibladeren.

De vorige buren waren zo netjes en precies en zo intens burgerlijk, zelfs moeder kreeg er genoeg van. Altijd maar weer vragen of het niet wat minder kon. Wat dan? Ik deed altijd of ik achterlijk was of doof. TzegtU?
Ze hadden een enorme smetvrees, bang voor planten die zich spontaan zouden vestigen. Ik hield wel altijd een meter vrij tussen mijn tuin en hun hek om erger te voorkomen.

Daar was ik een dag al een poosje mee bezig, alle kiemplantjes en grasjes eruit, komt op een gegeven moment de voorzitter die zegt ‚Äö?Ñ?? ¬¨¬Æ‚Äö?Ñ?je kunt ermee ophouden, ze hebben een huis gekocht in Enschede.‚Äö?Ñ?? ¬¨¬Æ!” Ja toen heb ik wel even een vreugdedans gemaakt en heel hard HOERA geroepen. De nieuwe buren zijn zulke prettige lui en ze houden van mijn soort tuin. Maar ik moet zo‚Äö?Ñ?? ¬¨¬Æ!”n tuin altijd wel verklaren, vind ik, begrijp je?”