Category Archives: Pot&Grond

Een mes van de HEMA

gevonden bij de vuilnis en in een potje gezet

‚Äö?Ñ?? ¬¨¬ÆSDie Euphorbia Characias Wulfenii, de rode, die kreeg ik van vrinden, maar het was me daar een getob, hij kwijnde net zo gemakkelijk weg als ‚Äö?Ñ?? ¬¨¬Æ‚Äö?Ñ?ie geplant werd. Net toen ik had opgegeven zag ik tot mijn verbazing dat hij zich had uitgezaaid. Wat een geweldige bos, niet? Hij staat weliswaar voor de openslaande deuren die nu niet meer open kunnen, maar ik heb hier aan de zijkant nog een deur. Wat een schoonheid. Hij vindt die plek kennelijk heerlijk, want hij heeft zelfs de vorige winter overleefd. Hij is niet helemaal winterhard, wist je dat niet?

Hiernaast staat een morel. Die staat er al zo lang. Dikke glanzende vruchten elk jaar. Mijn moeder was er dol op.

Na mijn pensioen ben ik pas echt gaan tuinieren, ik heb deze tuin natuurlijk al meer dan dertig jaar, alle weekenden hard werken, naast mijn werk en mijn moeder.

Wat? Ik heb nooit gepraktizeerd, nee. Waarom tandheelkunde, dat heb ik me ook wel afgevraagd. Uit een soort balorigheid, in die tijd trouwde je als meisje, of je ging hooguit de kweekschool doen, bij ons thuis studeerde je Frans of kunstgeschiedenis.

Ik had wel plezier in die technische kant, maar ik hou geloof ik niet zo van mensen om daar fysiek contact mee te hebben bedoel ik. Onbekenden in hun mond zitten, dat begon me zo tegen te staan. Ik had denk ik beter biologie of Wageningen kunnen doen.

Moeder wilde op den duur liever thuis blijven, dat gesleep naar die tuin, om daar een beetje primitief te doen, dat heeft ze me altijd kwalijk genomen. Zo noemde ze dat, ga je weer primitief doen en mot ik weer mee? Ze gunde me de lol gewoon niet. Ze begreep het wel hoor, ze snapte het heel goed, daarom vond ik het zo erg. Ze is al weer zeven jaar dood en ik voel me nog steeds onrustig als ik blijf slapen.
Dat ergert me.

Het is hier zo vredig. Geen bingo of tombola hier. En die vliegtuigen, daar wen je an. Hoe vind je die smeerwortel, symphytum-nog-wat hoe heet ‚Äö?Ñ?? ¬¨¬Æ‚Äö?Ñ?ie ook weer, een merkwaardige kleur, niet, heb ik ook gekregen, van die vrouw, die stevige, op de hoek bij het clubhuis zit ze, je kent haar wel, een Groningse geloof ik.

In de winter en het voorjaar staat de Helleborus hier, alle kleuren van donkerrood via groen naar wit. Steeds meer spikkels en sproeten. Het enige wat ik er aan doe is de boel uitdunnen. Dat geldt trouwens voor de hele tuin, na al die jaren hoef ik niets meer te planten, alleen maar weg te halen en weggeven. Ik vind die kleur van die weduwengeranium zo schitterend, moet je kijken, ik hou hem tegen het licht, zie je? Allemaal streepjes. Die witte hebben dat ook. Wil je er een, ik snij er wel een voor je uit. Moet je zien, dit mes heb ik 27 jaar geleden bij de HEMA gekocht en ik doe er alles mee. Dit is de Thalictrum aquilegiifolium. neen dit is geen akelei, kijk maar naar de bloemen, dit is een ruit, met akeleibladeren.

De vorige buren waren zo netjes en precies en zo intens burgerlijk, zelfs moeder kreeg er genoeg van. Altijd maar weer vragen of het niet wat minder kon. Wat dan? Ik deed altijd of ik achterlijk was of doof. TzegtU?
Ze hadden een enorme smetvrees, bang voor planten die zich spontaan zouden vestigen. Ik hield wel altijd een meter vrij tussen mijn tuin en hun hek om erger te voorkomen.

Daar was ik een dag al een poosje mee bezig, alle kiemplantjes en grasjes eruit, komt op een gegeven moment de voorzitter die zegt ‚Äö?Ñ?? ¬¨¬Æ‚Äö?Ñ?je kunt ermee ophouden, ze hebben een huis gekocht in Enschede.‚Äö?Ñ?? ¬¨¬Æ!” Ja toen heb ik wel even een vreugdedans gemaakt en heel hard HOERA geroepen. De nieuwe buren zijn zulke prettige lui en ze houden van mijn soort tuin. Maar ik moet zo‚Äö?Ñ?? ¬¨¬Æ!”n tuin altijd wel verklaren, vind ik, begrijp je?”

Pot&Grond 2

Als ik mezelf weer eens een fijne depressie wil bezorgen, fiets ik een rondje door Volkstuindersdorp. Het zijn niet eens de plantjes, of de kabouters, molens, dorpspompen, de smeedijzeren hekwerkjes, die mij minder vrolijk stemmen.
Neen, het is het opgeruimde karakter, dat nette, dat alles-onder-controle, de gestofzuigde gazonnetjes van al die ellendige tuinen. En dat natuurlijk nergens het oogverblindende Hartman tuinmeubilair (100% Volkunstof!) ontbreekt.


Zelf heb ik bijna niets in de hand. De planten gaan er gewoon vandoor en trekken zich niets aan van mijn geroep. Nu komt dat toevallig goed uit, omdat ik mijn tuin helemaal wil volstouwen met klimmers en kruipers en groeiers en vooral hartstochtelijke bloeiers, alle kleuren van wit tot weduwpaars, oranje, blauw, geel en het sidderende rood van brandende liefde. En veel groen, geen zwart.

Maar tot mijn schrik had de tuin in juni het koele uiterlijk van een uitgekiend kleurschema a la Gertrude Jekyll, een soort witte border van Sissinghurst.

Een armzalige pioen, die ik vorig jaar aantrof op een duistere plek, voelde zich zo thuis op zijn nieuwe plaats in de zon, dat hij, nu drie keer zo groot, een ongekende bloei liet zien. Maagdelijk witte pracht, naast de even zo verantwoorde struikroos White Fleurette. Het door de Boze Buurman uiterst verfoeide en door mij zeer gewaardeerde Fluitekruid vulde de gaten op met de witte kanten schermen.
Door deze laatste lange winter viel de bloei samen van planten die normaal na elkaar bloeien, zodat het wit van de laagbijdegrondse lelietjes van dalen en vogelmelk pijn aan de ogen deed. Tussen al dat fraais stond ook nog een overvolle Clematis Montana te tetteren. Ik vond het maar niks en was blij dat de zomer iets minder subtiele kleuren liet zien. Zodra de bewoners van het VTdorp hun waardering gaan uitspreken, is er iets verschrikkelijks aan de hand.

Er wordt dan ook flink schande gesproken van de wilde braam die zich elk jaar een weg baant door de Weigelia.
Bloempjes gelijk wilde roosjes! Heerlijke vruchtjes!
De onnozelaars snappen niet dat ik in augustus of september paars wil worden van de bramen die allemaal tegelijk rijp zijn. Ik snoei hem in oktober tot de grond terug, zodat ik er bij het verplichte baggeren niet door word gehinderd en elk jaar komt hij groter en dikker terug. Deze zomer verwachtte ik door het droge en koele weer niet veel, maar de oogst is enorm. Gisteren nog zag ik de roodborstjes en koolmeesjes een duik in mijn fietstas nemen waar ik net een volle emmer in had gedaan.
Al fietsend ruik ik de herfst en met deze heerlijk geur van rottende bladeren breekt hier de mooie tijd aan. Waar blijft de neerslachtigheid?

De schreeuwende en vloekende kleuren vervagen en krijgen het bruinzweem van een gewassen tekening. Zelfs de zwarte aarde is niet langer zwart. Hartman is verdwenen. Het zonlicht is zacht en de bewoners hebben zich weer in hun stadsholen teruggetrokken.
Ze hebben het verval en de aftakeling van het loof niet onder controle, hoewel ze het proberen door coniferen, coniferen en nog meer coniferen. Die verliezen hun blad immers niet. Bij mij laten zelfs deze bomen hun naalden vallen. Tegen het blauwe tuinhuis staat de mooiste boom die ik ken. Het is de Taxodium distichum, de moerascipres, een bladverliezende conifeer.


Kaal en fier in de winter, appelgroen in de lente en zomer en roestbruin in het najaar. Bah, wat word ik daar vrolijk van.
herfst 1996