Biet, dat gras moet er nog tussenuit
Ik zocht me vandaag gek naar een paar dode vliegen om op de foto zetten. Ik heb ze niet gevonden, in tegenstelling tot de vrouw die ze een week geleden op haar vensterbank had laten liggen neergelegd om te bewijzen dat ik mijn werk niet goed deed.
Hoe moet je daar in godsnaam anders op reageren dan in lachen uitbarsten en op je voorhoofd wijzen? Boeie!
Nu deed ik dat niet, ik hou me beleefd op de vlakte, maar kon niet voorkomen dat ik een wenkbrauw en een mondhoek optrok en een keer mijn hoofd schudde, wat op hetzelfde neerkwam.
Ja, beste jongens en meisjes, er bestaan hele onaangename mensen, dien er alles aan gelegen is, het leven van een hulpje tot een hel te maken, want die vliegen zijn maar een voorbeeld.
De paar uur per week dat ik gedwongen wordt in dezelfde ruimte met die figuur te zijn, word ik onafgebroken bekritiseerd, terechtgewezen, uitgekafferd en/of met minachting gecorrigeerd (NEENEENEE, NIET ZO! WAT, DOE JE DAT DAARMEE??? etc.).
Ik doe alsof ik van teflon ben, zing liedjes in mijn hoofd, citeer gedichten, bereid mentaal een tekst of tekening voor, waardoor ik tijdelijk in een andere wereld zit. Ik zeg helemaal niets.
Niet dat ik dat leuk vind: de meeste mensen hebben zin in een praatje en willen afgeleid worden door mijn opgewekte flauwekul, want de dagen gaan al zo langzaam, zeggen ze, vooral na het middagmaal. Bovendien is slap ouwehoeren my middle name, zoals jullie weten.
Hoe ik er vanaf kan komen, weet ik niet. Ik ben altijd helemaal kapot van die paar uur, door de ingehouden woede die maar naar buiten wil komen, tot die puist natuurlijk een keer barst.
Ik kan jammer genoeg niet teveel details prijsgeven, dat begrijpt jullie wel, maar oh wat zou ik graag alleen maar lelijke dingen over dat k*tw*f willen uitschreeuwen.
Goed, genoeg, zo heeft mijn moeder me niet opgevoed. Wordt vervolgd.
Ondertussen komt eindelijk dankzij de regen de tuin tot leven, met vandaag voor het eerst nieuwe aardappels met doperwten op tafel. Dat is toch zo heerlijk!
Buurman F. uit de stad, aka de Grasmaaier, alias Peut-être vindt al zolang ik hem ken dat mijn tuin niet netjes is. Wen er nou maar eens aan, buurman, godsklere. Who cares? Boeie!
Hij was vanmiddag om 12:30, toen voor het eerst de zon weer eens scheen, weer zo merkwaardig bezig met zijn favoriete tondeuze, die een hysterisch geluid maakte, alsof hij hem steeds afkneep: IIIIIIOEWIIIIIIOEWIIIIIIOEW, tot ik na 10 minuten onze JP, die er immers direct naast woont, keihard hoorde schreeuwen:
LAAT DAT VERDOMDE DING LOS! HOU OP!!!, vanwege die typhusherrie tijdens het eten en ook al omdat hij niet kan verdragen dat iemand het materieel mishandelt.
Ik wachtte tot het stil zou worden, maar niks ervan, hij ging onverstoorbaar door met in zijn eentje luchtalarmpje te spelen.
Hij is niet helemaal lekker.
Ik herinner me plotseling dat JP een tijdje geleden gedreigd had de grasmaaier gedurende de middag- en avondmaaltijd onbereikbaar voor buurman op de vork van de trekker in de lucht te laten hangen.
Dat moment is niet ver meer. Ha!
Dat buurmans hersens niet helemaal jofel werken, kan hij niet helpen, jammer dat hij – niet gehinderd door enig zelfinzicht – gewoon doorgaat ons tot waanzin te drijven.
Zo ging ik laatst naar vriendin P om een telefoonnummer, waar ook het echtpaar Grasmaaier op visite was. Vriendin dicteerde het en ik tikte ‘t direct in mijn mobieltje, me eindeloos vergissend in de samengestelde cijferreeksen, die uiteindelijk altijd gewoon twee cijfers blijken te zijn, ik had het er al eerder over: quatre-vingt-dix-neuf is gewoon 99.
– Waarom zeggen jullie niet zoals elk normaal volk septante, huitante en nonante? zei ik, expres chargerend om te kijken wat buurman hier nu weer van zou maken, soixante-dix is toch helemaal niet logisch, om over quatre-vingt-dix maar te zwijgen!
Vriendin P had geen idee, maar buurman ja, hoor, hij hapte.
– Dat is wèl logisch, zei hij en dreunde als een schoolkind het rijtje op, dix, vingt, trente, quarante, cinquante, soixante, soixante-dix, quatre-vingt, quatre-vingt-dix, cent!
– Wat is er dan logisch aan soixante-dix bijvoorbeeld? vroeg ik vals.
– Nou, quarante, cinquante, soixante, soixante-dix, logisch!
Verder dan dat kwam hij niet en ik ook niet, want niets, maar dan ook niets kon hem ervan overtuigen dat er van oorsprong een idioot Keltisch twintigtallig systeem achterzat, vermengd met het tientallige stelsel. Dat laatste is weer wel begrijpelijk als je bedenkt dat mensen op hun vingers tellen.
Hij had natuurlijk nog nooit van zijn langzalzijnlevensdagen van enig stelsel of systeem gehoord en de betekenis van het woord logisch in deze context was voor hem al helemaal onbegrijpelijk, hoe ik hem dat ook probeerde duidelijk te maken.
Probeer maar eens iets in die hersens van die man te laten doordringen: echt, dat gaat niemand ooit lukken, je stuit op een betonnen muur van onbegrip. Bovendien is hij extreem eigenwijs. Boeie!
Dat lukt zelfs JP met zijn trekker niet. Hoewel hij dat van mij wel een keertje mag proberen.
Een kippenparadijs: er mag wel eens worden gemaaid. Boeie!
De kippen hebben geen last van stelsels of logica in hun ideale leven in de boomgaard. Die scharrelen, vangen vliegen, leggen een ei en komen als ik roep.
Dat biedt genoeg troost, hoor. Dat heet geluk. Vooral ook als de kat uit het niets komt aanhollen, zodra er aandacht wordt uitgedeeld.