De appel valt niet ver van de boom: een echt Schijf-interieur
Toen ik zoveel jaar geleden mijn atelier betrok, stalde ik er volle verhuisdozen, die ik al jaren achter me aansleepte en waarvan ik de inhoud nooit meer had bekeken. Die kon dus weg, die inhoud, net als de kleren in mijn kast boven, die er al een jaar ongebruikt hingen: hup, in de zak van Max. Mijn trouwjurk niet natuurlijk.
Wat er in die dozen zat, was papier, ouwe giro’s uit het jaar nul, foto’s van de Kerstmusical van onherkenbare kinderen, correspondentie, dagboeken, flutdingetjes en veel vage onzin: hup, door de shredder en weg ermee. Jammer dat ik geen shredder heb.
Na twee uur girootjes in stukken te hebben gehakt met de papiersnijder, gaf ik het op en smeet de rest van hele shit onversneden in tassen, bestemd voor de publieke papierbak, die net tot de nok toe vol bleek te zitten, toen ik alles wilde dumpen. Moest ik alles weer terug naar huis slepen, wat ik mopperend deed.
Dat schoot niet op en dat schiet niet op, want pas als mijn hok leeg is, mag ik weer terug naar het beloofde land. Het zal wel lukken, deadline is dit weekend, maar het zou fijn zijn als het eens een keertje wel soepel zou gaan. Niet zeuren, niet zeuren, het is een luxeprobleem.
Uitzicht vanuit het Filminstituut
Tussen de bedrijven door zijn we nog wel even naar de nieuwste en tamelijk merkwaardige Coen Bros in EYE geweest, waar ik ook nog niet geweest was. De binnenkant van het gebouw vond ik interessanter dan de buitenkant, een omgekeerde ervaring als die van de Londense Town Hall.
Maar ach, wat is het toch lollig om met de pont het IJ over te steken en te kijken naar het water! Neen, dat hebben we in Frankrijk niet, waar we gelukkig ook niet de Prins Hendrikkade hebben. Een nachtmerrie, die start- en landingsbaan van snelverkeer midden in de stad.
Een echte Schijf: Raymond Pascaud
Vandaag hoorde ik van buurman P, die me belde, dat onze lieve vriend en oud-burgemeester Raymond vanochtend of misschien gisteravond in het ziekenhuis in Gu?©ret was overleden, waar hij onverwacht en onverhoopt toch weer in terecht was gekomen.
Pogingen om hem daar aan de telefoon krijgen lukten niet, de verpleging zei elke keer: hij is te moe, hij slaapt, een manier om te zeggen dat hij aan het doodgaan was.
Toen ik hem begin december voor het laatst live zag, was hij monter en alert en wilde graag poseren, toen ik hem dat vroeg (“Voor de buren, dan zien ze hoe goed je er uitziet“).
Een lieve, belezen, emotionele en bijzondere man met de herkenbare karaktertrek van de familie Schijf, namelijk troep verzamelen, die mij elke keer zulke krankzinnige verhalen en anekdotes vertelde, dat ik ze nog snel moet opschrijven, voor ze voor eeuwig verloren zijn.