
Vrijdag in Parijs – dat lijkt alweer honderd jaar geleden na 12 dagen griep – reden we per metro naar de Biblioth?¬Æque Nationale de France, nadat we eerst in de Magnum galerie bij het Place de St. Germain des Pr?¬©s al iets van Depardon hadden gezien, o.a. het boek van dit megaproject (La France). De galerie lag op loopafstand. We zaten immers weer ouderwets in Quartier Latin.
De Nationale Bibliotheek van Frankrijk ligt aan de Seine en maakt een extreem moderne en koude indruk. Dat komt niet alleen door de wind die tussen de hoogbouw heen loeit, maar ook door het materiaal waarmee gebouwd is. Glas en grijs geworden hout, mooi, maar ijs- en ijskoud. En dat de ingang nergens is te vinden. Daar zouden ze toch echt iets aan moeten doen, aan de navigatie.
Fotograaf zoekt de juiste metro op de iPhone
Het architectuurontwerp was natuurlijk weer conceptueel zonder echt praktisch te zijn. Als je oude (en nieuwe) boeken in grote vrijstaande glazen gebouwen wil bewaren, moet je niet gaan piepen als het warm wordt, of als er teveel licht bijkomt. Koud van buiten, warm van binnen. Een omgekeerde mislukte bitterbal. En dan hebben we het nog niet eens over de mensen die daar moeten werken.
S. vond de architectuur interessanter dan ik, dacht ik. Voor mij blijft het toch een gevalletje imponeren en borstgeroffel. Zo’n gebouw, of zo’n verzameling gebouwen moet natuurlijk wel functioneren. Hoe kom je bijvoorbeeld van het ene in het andere gebouw? Onder de grond of buitenom?
Binnen vindt er onmiddellijk – als op een luchthaven – metaaldetectie plaats, vlak na de draaideur, zodat er bij een beetje drukte al een opstopping ontstaat, waarbij de mensen klem in de deur komen te zitten. Ik wil echt wel positief zijn, hoor, maar sommige dingen, tjonge. Maar dit allemaal even terzijde.

Prentbriefkaart uit de oude doos
Nu de expositie van Depardon. Onze held heeft 6 jaar lang over de Franse wegen gezworven met zijn camper, lees ik in het blad T?¬©l?¬©rama Horizons, dat een heel nummer gewijd heeft aan dit project. Fijn veel foto’s, een interview en de cijfers. Omdat hij met een analoge 8×10-inch camera werkte, joeg hij er in die jaren naast 20 vlakfilms per dag, ook nog 10.000 polaroids, 1400 liter ontwikkelaar en en evenzoveel fixeer doorheen. (“Nivenool Superpapirool van Amaloco”, dichtte ik jaren geleden voor mijn vaders Sinterklaascadeau). De polaroids maakte hij om te kijken of de locatie geschikt was. Meer cijfers zijn beschikbaar.
In de zaal was een selectie bijna levensgrote prints te zien (bovenste foto), die de mensen tot departement raden prikkelde. En dat was voor mij ook meteen de makke van dit project: ik had een sterke associatie met prentbriefkaarten en die indruk werd nog eens versterkt door dezelfde selectie in een zijzaal in het klein als dia’s te tonen, m?¬Æt onderschriften dit keer. Nu ben ik dol op prentbriefkaarten, dat is het punt niet. Ik pleeg heiligschennis als ik beweer dat de – in fotoland heilige – Depardon 6 jaar lang op jacht is geweest naar prentbriefkaartenlocaties.
Want wat staat er op de foto’s? Het Frankrijk zoals wij, romantici en francofielen, dat maar al te graag zien, typisch Franse huisjes, berglandschappen, frietkotten, een tractor, oude reclames op de muur, oorlogsmonument, hier en daar een deux chevaux, een stukkie zee met een fotogeniek restaurantje, enzovoorts, esthetisch beeld, waarbij ook de armoe, de prefab-bungalootjes en de golfplaten daken een adembenemende schoonheid laten zien. Er zijn bijna geen mensen op te bekennen.
Leuk, hoor, maar wat wil Depardon hier nu eigenlijk mee zeggen? Dat Frankrijk zo mooi is? Gek genoeg ben ik daar fotografisch nu niet in het minst in ge??ònteresseerd.

Een willekeurige straat in Parijs © e. de korte
Ik wil dat een foto onrustbarend is, me laat schrikken, walgen, ontroeren of in ieder geval mijn nieuwsgierigheid prikkelt. Het hoge woord moet eruit: dat doen deze foto’s niet. Ik bekijk ze tevreden, zie de vrolijke kleuren, raad een departement en ga over tot de orde van de dag. Maar dat is de bedoeling niet.
Het is dan ook geen fotografie voor fotografen, maar voor plaatjeskijkers. Ik moet toegeven dat ik ook een plaatjeskijker ben, tot het me verveelt. En hoe ik ook kijk en speur, ik zie verder niets meer dan wat erop staat. Een gevalletje van WYSIWYG.

Brand in Doubs, uit het boek La France via Amazon.fr
De paar die me zijn bijgebleven zijn die van vliegerende mensen op het strand in Pas-de-Calais en die van een huis in brand in Doubs. Op beide foto’s gebeurt er iets. De andere zijn zo ontzettend statisch, dat ze in mijn herinnering allemaal op elkaar zijn gaan lijken.
Het blijft desondanks bewonderingswaardig wat Depardon met een Siebe Swart-achtige discipline heeft gedaan. En misschien had het hele avontuur ook een meditatieve kant, want wat is nu rustgevender dan zoveel maanden per jaar met een camper het land te fotograferen, waar iedereen het over eens is? Ik heb het over het uiterlijk.
Als je daarbij dan ook nog analoog werkt en dan niet met z.g. rolletjes, maar met gigantische vlakfilm, niks digitaal, worden de handelingen als de rituelen van een priester, de films verwisselen, het licht meten, het statief (de driepoot) opstellen, de schuif eruit, onder het doek kruipen en hopla!
En er was licht.
Zie je wel? Een heilige.
Nationale Bibliotheek
Magnum