
Prototypische Franse schuur en pierre
Heel, heel lang geleden ergens in de jaren 70, raakte ik viaviavia bevriend met een stel in Zuid-Frankrijk, hij kwam van de Kanaaleilanden en zij uit de Aude en ze hadden elkaar in Canada ontmoet, een soort beau roman, belle histoire, maar dan anders, want ze waren al jaren bij elkaar. Die viaviavia was een vrouw die bij hetzelfde uitzendbureau als ik werkte en me op de vrijmibo in het caf?¬©, toen we ons loon er meteen maar doorheen aan het jagen waren, uitnodigde bij haar “vrienden” in Zuid-Frankrijk langs te gaan. Dat leek me wel wat.
Onderweg in de trein ontpopte mijn reisgenoot zich al heel snel tot een onsympathieke zenuwenlijder, die geen enkel initiatief toonde en alles als een verwend pruilend kindvrouwtje aan mij overliet. Ze kon niks, deed niks, wilde niks, behalve klagen. Een grote vergissing. Ik ben haar naam zelfs vergeten.
Eenmaal ter plekke – na een reis vol hindernissen – werden we hartelijk ontvangen door F. en P., die in h?‚Ć?‚Ćr geboortedorp in een romantisch huis en pierre woonden en helemaal geen vakantie hadden zoals wij, maar gewoon moesten werken. Nou ja, werken, P. scharrelde een beetje met hier en daar een klusje, spullen regelen, pastis drinken bij kennissen uit het dorp enzovoorts en z’n vrouw werkte wel serieus bij het lokale imp?¬•tbureau 3 straten verder. Omdat ik niets wilde missen van het feest daar te zijn, stond ik vroeg op en ging met P. mee op karwei. Zus Nol was niet wakker te krijgen.
We pruttelden in een oude eend door de omgeving, haalden hout bij een vage rommelverzamelaar met een gigantische schuur, waarvan de kachel in het midden in de oorlog auto’s op hout had laten rijden. Overal hokken propvol eetbare dieren.
We laadden de eend zo vol dat de koets bijna over de grond schraapte, want P. meende dat de verkoper niet de hoeveelheid hout berekende, maar de prijs liet afhangen van het type auto. Met een Mercedes zou je met minder hout meer moeten betalen, dacht hij. Ik had me nog nooit ergens zo thuis gevoeld.
Onderweg stopten we nog bij een vriend voor een ap?¬©rootje en kwamen tegen midi in een vrolijke stemming thuis, waar Zus N. woedend van jaloezie de hele ochtend binnen had gezeten met de klacht dat “er geen croissants” waren. Kristusmeziele! De bakker was 3 minuten lopen, twee vliegen in een klap, je heb croissants en je komt er nog eens uit. Ik maakte me niet erg populair met dit soort praat, maar omdat ze mij gruwelijk de keel uithing, had zich een grote onverschilligheid van mij meester gemaakt.
Zo ging het een week lang, ik raakte steeds meer bevriend met “haar vrienden” en zij deed niets dan zeuren, zaniken, zagen en als een prinses bediend willen worden. Croissants. En veel hersens zaten er ook niet in.

Prototypisch Frans station
Van de hele terugreis herinner ik me niets meer, wel dat ik haar daarna nooit meer wilde zien, hoewel ze helemaal nog niet gemakkelijk af te schudden bleek. Hoe heette ze nou toch ook weer? Ik heb F. en P. daarna in de loop der jaren nog regelmatig gezien en gesproken, waarover morgen meer.
Ik was wel in die week definitief en voor altijd verliefd geworden op Frankrijk.
God, ik moet dit nog es nalezen, denk ik, want je hebt geen hekel aan je zus? (jezus).
(ik had dat laatste glas niet moeten nemen)
Mijn zus? Neen joh, Zus Nol is een ander woord voor suffe muts of woorden van gelijke strekking. Mijn zussen komen niet in mijn Franse verhaal voor.