De eend als mestkar
Gisteren ging ik met potlood en blocnote (bloknoot) naar Paulette en familie om ze het geheim van de escargots te ontfutselen. Paulette was er nog niet, maar wel haar man en moeder, die ik meteen vroeg naar die slakken. Oh jee, dat ontaardde in een gekibbel van jewelste.
Eerst moest je ze een tijdje in een afgesloten doos bewaren met wat brandnetels. Of het nu 2 of 3 weken was, daar ging het gekrakeel over, en ik zat erbij en keek ernaar. Germaine trok zich niets aan van de opwinding van haar schoonzoon, maar bleef onverstoorbaar en met ondeugende oogjes doorvertellen wat je daarna allemaal moest doen en op welke problemen je eventueel kon stuiten.
Paulette was inmiddels gearriveerd en maakte een einde aan het bekvechten door me uit te nodigen voor een dagje slakbewerking, want het was eenvoudiger het met eigen ogen te aanschouwen. De ene slak was bijvoorbeeld de andere niet en sommige kwamen makkelijk uit hun huisjes, maar andere klampten zich wanhopig vast.
Onder de pijl ligt de mesthoop
Vervolgens vroeg ik hoe ik aan mest kon komen.
– Dat ligt toch daarboven, zeiden ze verbaasd.
Ja, maar dat kon ik toch niet zomaar pakken?
– Kom op, zei Paulette, pak je eend, een paar emmers en een vork en we gaan wat halen.
Die vrouw weet van aanpakken, zoveel is duidelijk. We reden omhoog, langs het ?©tang en parkeerden voor het kruis links.
Emmers vol mest
De koeien beneden spotten de bazin onmiddellijk, begonnen te loeien en bleven aan een stuk naar ons staren. De eersten liepen al omhoog, kalfjes er achteraan.
– Wat willen ze eigenlijk, vroeg ik.
– Naar een andere wei (changer les champs), zei ze, maar eigenlijk zeuren ze alleen maar, omdat ze me zien.
We schepten de emmers vol, de eend zakte 30 cm dieper en reden weer naar beneden. Die mest rook naar niets, want die lag er al een paar jaar.
– Ik vind koeienmest lekker ruiken, had ik al eerder verklaard. Dat vonden ze allemaal om te lachen.
– Vergeleken met kippen- of varkensmest, of hondenpoep, of wat dacht je van de uitwerpselen van mensen, bah, getver.
Ja, zo beschouwd had ik gelijk, kippenmest rook bv niet erg aangenaam.
– We ruiken het niet meer, zei Germaine, we zijn eraan gewend.
– Het is de geur van het platteland (l’ar?¬•me de la campagne).
Ja, jongens en meisjes, ik heb iets van een dichter.
En nu die spa de grond in.